Tekens aan kunstwerken serie G - Scheepvaartborden conform BPR
De tekens van de G-serie zijn niet in het CEVNI opgenomen en als typisch voor Nederland te beschouwen. Voor het aanbrengen of verwijderen van tekens aan kunstwerken (G-tekens) is geen verkeersbesluit nodig. De tekens aan vaste bruggen A.1, A.10, D.1 en D.2 zijn wat betekenis en toepassing betreft hiervoor reeds beschreven.
De werkelijke doorvaarthoogte moet door de vaarwegbeheerder met hoogteborden of hoogteschalen worden aangegeven. De doorvaarthoogte is de kleinste verticale afstand tussen de onderkant van de vol belaste brug en het wateroppervlak. Met de tekens A.10 of D.2 of met het referentieteken G.5.1b is aan te geven over welke breedte deze
kleinste afstand geldt of tot op welk punt de kleinste afstand aanwezig is.
Als op de betreffende vaarweg kans is op plotselinge, grote verschillen in waterstand, bijvoorbeeld translatiegolven, dienen deze apart in rekening te worden gebracht. In dat geval verdient het ook in kanalen met een schijnbaar vaste waterstand aanbeveling bij elke brug een hoogteschaal te plaatsen.
Het is de verantwoordelijkheid van de schipper om te bepalen hoeveel marge hij ten opzichte van de werkelijke doorvaarthoogte wil aanhouden. Een marge is nodig in verband met onnauwkeurige kennis van de hoogte van ship of lading, onnauwkeurigheid bij het aflezen van de hoogteschaal en eventuele geringe verticale bewegingen van het schip door golven of variatie in toerental.
Het verdient aanbeveling om hoogteschalen en voorhoogteschalen ‘s nachts zichtbaar te maken door middel van verlichting.
Veelgestelde vragen
Zijn de tekens van de G-serie opgenomen in het CEVNI?
Nee, de tekens van de G-serie zijn niet opgenomen in het CEVNI. Ze worden beschouwd als typisch voor Nederland.
Is er een verkeersbesluit nodig voor het aanbrengen of verwijderen van G-tekens aan kunstwerken?
Nee, voor het aanbrengen of verwijderen van G-tekens aan kunstwerken is geen verkeersbesluit nodig.
Hoe wordt de werkelijke doorvaarthoogte aangegeven?
De werkelijke doorvaarthoogte moet worden aangegeven door de vaarwegbeheerder met behulp van hoogteborden of hoogteschalen. Dit is de kleinste verticale afstand tussen de onderkant van de vol belaste brug en het wateroppervlak.
Hoe kan worden aangegeven over welke breedte de kleinste afstand geldt of tot welk punt de kleinste afstand aanwezig is?
Dit kan worden aangegeven met behulp van de tekens A.10 of D.2, of met het referentieteken G.5.1b.
Moeten aparte maatregelen worden genomen bij vaarwegen waar kans is op plotselinge, grote verschillen in waterstand?
Ja, bij vaarwegen waar kans is op plotselinge, grote verschillen in waterstand, zoals translatiegolven, moeten deze apart in rekening worden gebracht. In dat geval wordt aanbevolen om bij elke brug een hoogteschaal te plaatsen, zelfs in kanalen met een schijnbaar vaste waterstand.